Inleiding
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
Noten
1.Waar hij in dit werk wordt aangehaald zonder vermelding van jaartal is bedoeld zijne uitgave van 1670.
Hij was in zijne jeugd kloosterling in het klooster Bazeldonk te
.den Bosch, later werd hij Hervormd predikant en stierf te Haarlem omstreeks het jaar 1683.
2.Hij werd omstreeks 1507 te den Bosch geboren en in 1540 prior van het klooster Bazeldonk aldaar. Volgens Dr. C.R. Hermans Gesch. Mengelwerk 1 blz. 56 overleed hij in 1572; zijne kronijk is aldaar afgedrukt op blz. 61 en vlgd.
3.Dr. C.R. Hermans Verzameling van Kronijken blz. 19 en vlgd.
4.Mr. A G. Bondam de Orthensche verwikkelingen blz. 9 en 6.
5.Dr. C.R. Hermans Geschiedk. Mengelwerk II blz. 263.
6.Cuperinus in Dr. C.R. Hermans Verzameling van Kronijken blz. 20.
7.Cuperinus in Dr. C.R. Hermans Verzameling van Kronijken blz. 31.
8.Butkens Tropheés I bk 4 blz. 131.
9.Van af Orthen tot de Maas had dit deel der Dieze den naam van het Zwarte Water.
10.Over de verdere geschiedenis van deze haven, thans de Smalle en Breede genaamd, zie men van Oudenhoven 1.c. blz. 23 en van Heurn Historie II blz. 489 en 496.
12.R.A. van Zuylen De Stadsrekeningen I blz. 624.
13.Mr. A.G. Bondam t.a.p. blz. 34.
14.In het Tijdschrift voor Noordbrab. Gesch., Taal- en Letterkunde I blz. 81 staat aangehaald een handschrift van Butkens, volgens hetwelk den Bosch in 1185 reeds deze schepenen had: Walterus; Johannes; Egidius; Judocus en Godefridus.
15.Miraeus Opera Diplomatica I blz. 193. Mr. A.G. Bondam t.a.p. blz. 35. Wauters Table chronologique des chartes III blz. 55.
In hetzelfde jaar 1196 gunde ook de Graaf van Gelre tolvrijheid aan de burgenses de novo oppido super silvam juxta Orten (Sloet Oorkondenboek no. 387).
16.Miraeus t.a.p. I blz. 571.
17.Mr. A.G. Bondam t.a.p. blz. 23-34
18.Van Heurn Historie I blz. 480 en 481. Het dempen van dit deel der stadsgracht geschiedde blijkens de Stadsrekeningen van 1533/34 in 1534; alstoen kwam in de plaats daarvan de tak der Dieze, die van af de Uilenburg onder de tegenwoordige Vischmarkt door naar de Haven loopt.
19.J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 16.
20.Schutjes Bisdom van 's Hertogenbosch V blz. 422 en 426.
21.J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 12.
22.J. van Oudenhoven t.a.p. blz. 93.
23.S. Pelgromius zegt in zijne kronijk, dat die plaats, zijnde de plaats, gelegen tusschen de Gevangen- en Hinthamerpoort, 't Hintemersant genaamd werd, omdat die plaats oudtijds onder het dorp Hintham behoorde. Bij het uitgraven van den grond, waarop het Klooster der Zwart Schwestern aan de Papenhulst stond, is in het jaar 1910 eene diepe zandbank, die zich naar het Oosten uitstrekte, te voorschijn gekomen; zij hield achter de muren van dat klooster (W.-waarts) op.
24.Dr. G.F.X. Smits t.a.p. blz. 13.
25.Guperinus t.a.p. blz. 34. Men zie hierover ook van Heurn Historie I blz. 112 en vlgd.
26.Cuperinus t.a.p. blz. 37.
27.Deze poort, gewoonlijk de Pijnappelsche poort genaamd, stond op het Hinthamereind aan de Hofstad en werd in 1723 wegens bouwvalligheid afgebroken. Van Heurn Historie III blz. 447 en St. Hanewinkel Gesch. en Aardr. Beschrijv. der stad en meierij van den Bosch blz. 234.
28.Zij waren de woningen der militairen.
29.Cf. nog Van Heurn Historie IV blz. 7.
30.Men zie over de oude vestingmuren F.A. Hoefer in de Handel, van het Prov. Genootsch. van K. en W. in Noordbrabant 1903-10 blz. 107 en vlgd. en F. Eyck van Zuylichem Kort overzigt over de oude versterkingen en kasteelen in ons land, blz. 33.
31.Van Heurn Historie III blz. 197 en noot c.
32.Tijdschrift Noordbrabant 1853 blz. 97.
33.Men zie hierover R.A. van Zuylen Stadsrekeningen I blz. 769.
34.Van Heurn Historie II blz. 157-161; van Oudenhoven t.a.p. blz. 209; Tijdschrift Noordbrabant 1853 blz. blz. 83 en vlgd. en R.A. van Zuylen Stadsrekeningen II blz. 1049 en 1051, die daarbij vermeldt de namen der Staatschen, welken bij dezen aanslag verdronken.
35.Van Heurn Historie III blz. 435 en 467.
36.Men zie hierover nog R. A. van Zuvlen de Stadsrekeningen I blz. 583.
37.Deze buurt heette aldus, omdat Hertog Antony van Brabant aldaar in 1414 eene burcht of kasteel had doen bouwen (van Heurn Historie I blz. 259). Over deze burcht zal later uitvoeriger worden gehandeld.
38.Van Oudenhoven t.a.p. blz. 27 en van Heurn Historie I blz. 500, welke laatste aldaar abusievelijk vermeldt, dat dit klooster stond op de Donk buiten de St. Janspoort.
39.Diarium van Van Vladeracken Handelingen alsvoren blz. 232.
40.Men zie hierover van Oudenhoven t.a.p. blz. 24.
41.In de verzameling kaarten van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in N.-Brabant bevindt zich het project van J. Marcus van Gerwen, Schout van Peelland, † 1645, om ter bevordering van den handel van Luik op den Bosch van af Maeseijck tot aan 's Bosch eene vaart te graven ongeveer ter plaatse, waar thans de Zuid-Willemsvaart loopt. Het plan voor dat kanaal te graven was dus al zeer oud!
42.Van Heurn Historie II blz. 267-269.
43.R. A. van Zuylen. De Stadsrekeningen I blz. 573, 575 en 584. Guperinus t.a.p. blz. 117.
44.Van Oudenhoven t.a.p. blz. 29/26.
45.Van Heurn Historie II blz. 497.
46.Het wachthuis of corps de garde, dut daarbij stond, werd eerst in 1638 gebouwd en is in het laatst der 19e eeuw door een grooter militair gebouw vervangen.
47.Van Oudenhoven t.a.p. blz. 25. Uit R.A. van Zuylen De Stadsrekeningen blijkt echter, dat er reeds in 1400 een toren aan den Boom stond; wellicht lag deze boom op eene andere plaats.
48.Cuperinus t.a.p. blz. 108.
49.Cf. nog Cuperinus t.a.p. blz. 105.
50.Dit beeld werd, evenals de beelden staande op de St. Anlhonisen Hinthamerpoorten, door de Beeldstormers vernield, doch in 1570 hersteld (R. A. van Zuylen De Stadsrekeningen II blz. 826). Zie nog eod. blz. 835.
51.Over den weg naar Deuteren, die van af deze poort in 1532/33 gemaakt werd en van de weide de Donck werd afgenomen, zie men R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen I blz. 488, 494 en 495 en Guperinus t.a.p. blz. 105.
52.Blijkens R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen II p. 1095 was in 1593 de toren van de St. Janspoort al afgebroken.
53.In gemelde Stadsrekeningen II blz. 1421 staat op dat jaar vermeld: ,,voor het herbouwen van de blauwe steenen poort aan St. Jansbrug met het leveren van eene groote blauwe steenen lijst'' enz.
54.J. van Oudenhoven blz. 117. Men zie nog van Heurn Historie II blz. 371 en 378.
55.Van Heurn Historie II blz. 490.
56.Van Heurn Historie II blz, 497 en 498.
57.Van Heurn Historie II blz. 518.
58.In 1736 werd dit pad afgegraven, omdat het voor de defensie te hoog scheen te zijn maar is korten tijd daarna weder opgehoogd. Van Heurn Historie IV blz. 33 en 34.
59.Zie hierover Van Heurn Historie II blz. 305 en 324.
60.Ik acht, het waarschijnlijker, dat de Dommel door den lateren Kruisbroedershekel voor het eerst in de stad kwam en van daar onder de Kruiskerk door naar de Molenbrug liep, want, zooals wij zullen zien bij de beschrijving van het huis van Bokhoven in de St. Jorisstraat, liep in 1384 daar achter reeds eene Dieze.
61.Men zie nog Cuperinus t.a.p. blz, 108 en 9.
62.Gf. van Oudenhoven t.a.p. blz. 27 en Cuperinus t.a.p. blz. 118. Deze huizen waren niet het Leprozenhuis, dat blijkens van Oudenhoven 1.c. blz. 27 en 127 buiten de Hinthamerpoort stond.
63.Sedert het graven van de Zuid-Willemsvaart, alzoo sedert 1822, loopt de Aa weder buiten de stad.
64.Van Heurn, Historie I blz. 481 beweert wel, dat in 1544 de Dieze gegraven is, die onder de Zevensteensche brug loopt, doch hij vergist zich daar blijkbaar in, want die brug bestond blijkens de Bossche 8chepenakten in 1500 reeds.
65.Van Heurn Historie IV blz. 79.
66.Cf. van Oudenhoven t.a.p. blz. 14 en 12.
67.Men zie over dezen brand ook nog Cuperinus t.a.p. blz. 60 en van Oudenhoven l.c. blz. 175.
68.Handelingen van het Prov. Gen. van K. en W. in N. Brabant 1891-93 blz. 224 en vlgd.
69.Van Heurn Historie I blz. XXVIII.
70.Thans een deel van het huis der firma A. Meyring (Schapenmarkt no. 1), dat voor het overige bestaat uit de huizen het Klein Paradijs en de Regenboog (Schapenmarkt no. 3).
71.Van Heurn Historie IV blz. 75 en 76.
72.Het blijkt niet hoe groot de door van Heurn bedoelde maat is; gaat men na de ruimte, welke thans nog op het Hinthamereind tusschen verschillende huizen gevonden wordt en die de breedte heeft van een steegje, dan komt het waarschijnlijk voor, dat de door van Heurn opgegeven maat voor vele gevallen te klein is.
73.Dr. C.R. Hermans Verzameling van Kronijken blz. 9 en vlgd.
74.Te lezen: gestorven?
Sasse van Ysselt, De voorname Huizen en Gebouwen van 's-Hertogenbosch I (1910) 7-63